Op jonge leeftijd speelde de Leidenaar al veel buiten en zette hij zijn eerste stappen op het voetbalveld. "Ik denk dat ik een jaar of drie, vier was. Ik kwam er snel achter dat ik het niet leuk vond om in teamverband te voetballen. Volgens mijn ouders wilde ik de bal niet overspelen. Mijn ouders zijn voetbalgek, maar haalden mij wel van voetbal. Daarna ben ik op judo gegaan."
Enkele jaren later begon het voetbalspelletje toch weer te kriebelen bij de nog jonge Leidenaar. Op school vroegen vriendjes of hij weer bij hen in het team wilde komen spelen. "Toen heb ik mijn ouders gevraagd of ik weer mocht voetballen. Ik ben in een vriendenteam hier in Leiden bij Lugdunum gaan spelen."
De vleugelverdediger vond sporten sowieso leuk en bleef lang judoën naast het voetbal. De vaardigheden die hij leerde op de judomat, gebruikt hij nu op het voetbalveld. "Ik heb geleerd hoe ik duels aan moet gaan. Ook de manier van vallen leer je bij judo. Dat helpt nu als ik een tackle moet verwerken. Judoën heeft mij op jonge leeftijd al veel goeds gedaan."
Van Sparta naar Ajax
Hoewel de judoka talent had, kreeg het voetbalspelletje de voorkeur bij de jonge Diyae. Als jeugdspeler van Lugdunum werd hij gescout door Sparta. Hij speelde tot de O15 in Rotterdam. Daarna verruilde hij Sparta O15 voor Ajax O16. "De mentaliteit bij Ajax was wel iets anders, merkte ik. Alles draaide om winnen. Je kon niet per se aan mij merken dat ik het moeilijk had. Ik absorbeerde het gewoon."
Binnen de jeugdopleiding van Ajax veranderde hij ook nog eens van positie. De back kwam binnen als aanvaller, maar werd uit nood bij O17 als rechtsback geposteerd. "Het was één van de laatste wedstrijden voordat de coronapandemie uitbrak, toen alle rechtsbacks geblesseerd waren. Ik was de enige oplossing. Dat beviel mij en de trainers wel, denk ik. Ik dacht eerst: wat heb ik daar te zoeken. Maar uiteindelijk heb je veel meer ruimte voor je. Ik heb mij daar verder kunnen ontwikkelen."