"Ik voelde een pijn die ik nog nooit gevoeld had. Op 14 februari 2020 maakte ik tegen ADO Den Haag een beweging die ik al een miljoen keer had gemaakt. Een simpele stap naar buiten. Maar opeens zakte ik naar de grond van de pijn. Pas in de dagen erna gingen er weer andere dingen door mijn hoofd. Op dat moment overheerste de pijn alles.
Een jaar gedwongen uit het voetbal moeten stappen, bracht mij tijd voor reflectie. Wat heb ik in de afgelopen jaren gedaan? Hoe blij ben ik daar eigenlijk mee? Ik heb veel bereikt. Een EK en een WK gehaald. Ik was bijna altijd een vaste waarde als back bij Ajax. Maar had ik de rol aangenomen die ik wilde?
Ik heb mezelf afgevraagd: als ik nu zou moeten stoppen met voetballen, is dit dan een goede carrière geweest of zat er meer in? Mijn conclusie was dat er nog zo veel meer in zit. Ik kan zo veel meer laten zien dan leuk meedraaien op de achtergrond. Zo voelde het.
Het was ook iets wat ik vaak terug kreeg van trainers. ‘Je moet iets meer flair krijgen, wat meer bravoure.’ Ik wist alleen niet hoe ik die knop moest omzetten. Het uitzoomen dat je bij zo’n blessure doet, is daar heel belangrijk bij geweest.
Op de dag van mijn comeback in februari van dit jaar, zat ik in de spelersbus naar Heerenveen. We reden door de coronamaatregelen verspreid in twee bussen. Ik keek uit het raam en zag de andere bus met die enorme AJAX-letters erop voor me wegrijden. Ik besefte dat ik er echt weer was.
Ik realiseerde me dat ik zoveel gemist had. Daarom probeer ik nu veel bewuster te zijn van wat ik om me heen zie gebeuren. Daar heb ik een bepaalde discipline in ontwikkeld. Dat je zorgt dat je er echt van geniet. Je gunt niemand een zware blessure, maar het maakt je wel een stuk bewuster van dingen.
De voetbalwereld is competitief en op het veld ben ik best perfectionistisch. Ik kon snel erg balen als ik een verkeerde bal gaf. Nu kan ik het veel makkelijker van me afzetten en genieten van wat er wél goed gaat. Ik denk dat dat als topsporter echt een valkuil is: dat je vergeet in wat voor mooie situatie je eigenlijk verkeert. Je bent op voetbal gegaan omdat het iets leuks is, maar dat vergeet je nog wel eens als je op dit niveau speelt.
Een blessure als deze overkomt je. Je ziet het bij anderen gebeuren, maar denkt dat het aan jou wel voorbij gaat. Er zijn onderzoeken over mensen met minder spierspanning, dat die bijvoorbeeld vatbaarder zijn voor kruisbandblessures. Maar met mij ging die dag fysiek juist alles goed. Ik speelde prima en voelde me lekker. Dat het toch gebeurde, kwam daarom extra hard aan.
Daarna ging alles razendsnel. Ik kwam in een rollercoaster terecht. Er werd een MRI gemaakt en ik werd geopereerd. In de Bergman-kliniek waar ik onder het mes ging, was iedereen al met corona bezig. Mensen schudden geen handen meer, overal stonden handsanitisors. De pijn die ik kort na mijn operatie voelde, was de heftigste pijn uit het hele proces. Het was een soort stekend gevoel waar je misselijk van wordt.
Kort daarna ging door corona alles op slot. Ook bij Ajax. Er werd besloten dat langdurig geblesseerde spelers tóch op de Toekomst mochten herstellen. Voor mij was er dus geen stop door corona. In tegenstelling tot mijn medespeelsters hoefde ik niet thuis te blijven.
Die eerste drie maanden waren intens. De fysio en ik: dat was de setting en zij was even mijn familie. In die eerste periode is het eigenlijk wel fijn om niet teveel mensen om je heen te hebben, die steeds vragen hoe het met je gaat. En om geen spelers te zien die met hun kicksen aan naar het veld lopen om wél te gaan voetballen.
Je moet gewoon door. Als je het laat gebeuren en je denkt ‘ik red dit niet’, dan gaat het niet. Mijn manier om er doorheen te komen was om van dag tot dag te leven. Door kleine doelen te stellen. Ik probeerde er bewuster van te zijn dat er ook tegenslagen kunnen komen en dat je dat moet accepteren.
In de voetbalwereld heeft het hele mentale gedeelte er lang niet toe gedaan. Je moest hard werken en dat was het. Je ziet dat nu wel veranderen, maar het voelt wel alsof er nog steeds een taboe op zit. Je mag niet struggelen en moet gewoon je beste beentje voor zetten. Ik denk dat daar nog heel veel winst te halen valt.
Onderling in een spelersgroep is dat ook lastig, want je bent ook concurrenten. Het is niet makkelijk om dan open tegen elkaar te zijn. Het taboe moet nog steeds doorbroken worden. Het moet er op een natuurlijke manier insluipen dat het normaal wordt om een medespeler naar de psycholoog te zien lopen.
Na tien maanden herstellen én de winterstop maakte ik mijn rentree. Ik stel me nu anders op in de groep dan voorheen en merk nu al dat daar veel waardering voor is. Ik probeer mijn mening te laten horen en probeer aanwezig te zijn.
Ik besef dat als je wat wil, je dat ook moet uitstralen naar buiten toe. Hoe ouder je wordt, hoe beter je jezelf leert kennen. Ik vind het belangrijk om hierin stappen te zetten.
Mijn doelen voor nu zijn heel simpel. Ik wil voetballen. En ik wil niet vervallen in tevredenheid met het feit dat ik er nu weer bij zit. Ik denk dat ik er meer uit kan halen dan ik voor mijn blessure heb gedaan. Dat gaat niet om hard werken – dat deed ik altijd al – maar het kan ook wat meer op de voorgrond, waarbij je meer van jezelf laat zien. Ik hoop dat me dat in de komende fase lukt.”