In de reeks Finish the Sentence reflecteren jonge Ajacieden op hun ontwikkeling als voetballer en persoon. Deze aflevering krijgt Devyne Rensch 6 afgebroken zinnen over zichzelf voorgeschoteld, die hij af moet maken.
‘Op het trainingskamp in Oostenrijk leerde ik van…
Nico Tagliafico hoe ik mij positioneer bij lange ballen en hoe ik momenten kies om op te komen.’
''Vooral in de duels is het anders bij het eerste elftal. Het spel gaat veel sneller, je moet sneller denken en agressiever zijn in de duels. Elke kleine fout wordt afgestraft. Je moet dus gelijk zodra je het veld op komt scherp zijn. Dat is iets waar ik af en toe wel moeite mee kan hebben. Niet heel vaak, hoor. Op het trainingskamp zag ik bij Donny van de Beek bijvoorbeeld dat hij echt vanaf minuut 1 scherp is.''
Ik kwam in Oostenrijk gelukkig heel snel mee in het niveau en tempo. Ik bleef m’n eigen spel spelen en bleef rustig van achteruit. Het spelen van linksback was wel even wennen, maar ik heb de 1e wedstrijd dat ik speelde eerst heel erg op Nico gelet. Daardoor heb ik het al een beetje onder de knie gekregen. Bij hem zag ik hoe je momenten kiest om op te komen en hoe je als back je lichaamshouding bepaalt bij het verdedigen van de lange bal.’’
‘De woorden van een (jeugd)trainer die mij altijd zijn bijgebleven zijn...
dat ik altijd en waar ik ook zou gaan spelen mijn eigen speelstijl moest behouden.'
''Bij mijn amateurclub VV Unicum was er een trainer die me op het hart drukte dat ik de unieke kwaliteiten die ik als speler had altijd moest behouden. Dat ik mezelf moest blijven, ook als ik hoger kwam te spelen. Dat is me bijgebleven. Ook nu ik als jonge jongen opeens meespeel bij het eerste; gewoon je eigen spel spelen.''
''Toen ik als 13-jarige net bij Ajax was kwam was het een knop omdraaien, maar ik pakte het wel snel op. Ik was in mijn spel wel eens verlegen. Ik was een hele rustige jongen, sprak niet veel en liet niet van me horen. Terwijl het natuurlijk wel belangrijk is om je van achteruit goed te laten horen. Daar hebben trainers het vaak met me over gehad. Praten in het veld gaat nu steeds beter, ook bij het eerste. Ten Hag benadrukt nu vooral dat ik vanaf moment 1 scherp moet beginnen. En dat ik echt goed m’n rust moet pakken. Dat is wel echt een verbeterpunt van me; ik wil namelijk altijd door, maar je moet als jonge jongen ook goed je rust nemen.’’
‘Ik pieker eigenlijk wel eens over…
het maken van grote verdedigende fouten.'
''Als ik achterin een grote fout maak, blijf ik meestal in die gedachtes daarover hangen. Maar ik moet juist die knop omdraaien en focussen op de volgende bal. Zeker als verdediger is het belangrijk dat je dat doet, anders gaat het helemáál niet goed. Buiten het veld blijft zo’n fout ook wel hangen. Ik heb het er dan een beetje over met m’n moeder en andere mensen die dichtbij me staan. Zij zeggen me dan dat het nou eenmaal gebeurd is en ik het niet terug kan draaien. We zijn ook geen robots, iedereen maakt fouten. Maar het gaat wel steeds beter om het van me af te zetten.''
''Vroeger heb ik weleens getwijfeld aan mezelf. Bijvoorbeeld op het 1e toernooi dat ik bij Ajax mee mocht. Toen zat ik op de bank. ‘Wat doe ik verkeerd?’, dacht ik toen. Daarna heb ik hard gevochten voor m’n plek. Dat moet ook wel, elke dag, want als je bij Ajax met je ogen knippert is er alweer een nieuwe concurrent op je positie. Maar ik vind concurrentie juist heel belangrijk. Het is juist goed. Je gaat er alleen maar harder van werken.’’
‘Ik heb een medespeler wel eens uit een dip geholpen toen...
ik op Sontje en Kenneth heb ingepraat toen zij baalden van hun reserverol op het WK-O17.'
''Omdat ze bij het Nederlands elftal bij de belangrijkste spelers hoorden, was het best moeilijk te begrijpen dat zij, Kenneth (Taylor, red.) en Sontje (Hansen, red.), op de bank kwamen op het WK. We hebben met ze gepraat. Ik heb ze gezegd dat ze de trainer spijt moesten laten krijgen van z’n beslissing. Dat hebben ze gelukkig ook gedaan, want de volgende wedstrijd stonden ze weer in de basis.''
''Mijn vrienden zien mij als een grappige, rustige gast. Die rustige jongen door wie ze zodra ‘ie wat zegt in een deuk liggen. Omdat ‘ie wat stoms zegt bijvoorbeeld, haha. Mijn meeste vrienden zijn ook mijn teamgenoten. In de kleedkamer ben ik wel aanwezig, ook bij Ajax 1 maak ik al wel veel grapjes. Ze vinden vooral m’n bijnaam grappig, Vyne. ‘You Vyne?’, vragen ze dan steeds. Ik heb al wel een goede band me ze daar.’’
‘Mijn ouders zeggen altijd dat ik niet zo ontzettend…
tevreden moet zijn.’
''Als ik iets goeds heb gedaan, zeggen mijn ouders me altijd dat ik niet te lang moet blijven hangen in tevredenheid. Het leven gaat namelijk door, ook nadat je iets goed hebt gedaan. Ik krijg ook zeker complimenten van ze, maar het eindigt er altijd mee dat ik wel kritisch op mezelf moet blijven. Zo ben ik ook opgevoed.
Mijn moeder werkt in de zorg en mijn vader in een sportschool. Van mijn moeder wil ik het zorgzame in haar karakter overnemen. Ze wil altijd iedereen helpen. Ik ook wel, maar ik ga dan toch eerst kijken of het niet iemands eigen schuld is. Of het zijn eigen probleem is. Mijn moeder zou diegene dan gewoon helpen. Mijn vader heeft een bepaalde agressiviteit in zich, die hij inzet als hij iets wil leren. Dan gaat ‘ie er de hele dag aan werken. Ik heb dat ook wel, maar nog niet zo sterk als hij. Hij is ook heel kritisch naar zichzelf.’’
‘Sinds ik bij Ajax zit, ben ik het meest veranderd in…
het vertrouwen dat ik in mezelf heb.’
''Het is me echt goed bijgeleerd dat je altijd door moet gaan. Trainers hebben me vaak gezegd dat fouten maken er bij hoort. Ik ben nu veel sneller gefocust op de volgende bal. Ik heb nu veel meer vertrouwen in mezelf dan vroeger. Dat moet ook wel nu ik al bij Jong en het eerste speel. Ik moet me nu rustig doorontwikkelen en niet té veel druk zetten op mezelf.’’